Blog
Blog
Gastblog themamaand: Koert Hommel

Papa, kunnen we nu weer voetballen?
Daar stond ie. Mijn 10 jarige zoon. In de deuropening. Met z’n voetbal al onder de arm. Want papa kwam thuis van het ziekenhuis. Ik weet het nog zo goed. Ik had net mijn (vooralsnog) laatste operatie gehad. Na een aantal dagen ziekenhuis kon ik, voetje voor voetje, weer huiswaarts. Een moment waar ik naar uitkeek, hoe niet-onplezierig ik het in het ziekenhuis ook vond. Sommige mensen vinden het verschrikkelijk, zo’n ziekenhuis, ik niet. Mits je natuurlijk weer ‘op de been’ bent. Chronische pijn hebben is iets verschrikkelijks, maar gelukkig niet direct levensbedreigend. En het eten was er lekker.
Naar huis dus. Mijn drie kinderen waren samen met mijn vriendin regelmatig op bezoek geweest, maar verheugden zich erop dat papa weer thuiskwam. Ik weet nog goed hoe ik vroeger bij mijn moeder op bezoek ging, in het ziekenhuis. Je kijkt er naar uit je ouder weer even te zien, maar het is ook hartstikke spannend. Hoe ligt mama of papa erbij? Is het niet eng, al die snoertjes, slangetjes en infusen? Best wel saai eigenlijk ook, een uur naast zo’n bed zitten. Gelukkig voor mijn kinderen had mijn bed van die knopjes waarmee het bed omhoog en omlaag kon… Lekker spelen.
Het was niet nieuw voor hen, een papa die uit het ziekenhuis komt. Mijn jongste dochter kent mij eigenlijk niet anders dan ‘papa met pijn’. Alle negen jaar van haar leven heb ik pijn, chronische pijn dus. Ontstaan uit allerlei rug-ellende, hernia’s, met een beschadigde zenuw als voorlopig eindresultaat. Ik was negentien toen ik voor het eerst werd geopereerd, ik ontdekte net het studentenleven. Ze weet niet beter. Papa heeft ‘iets met zijn rug’. Papa heeft pijn. Doe maar een beetje voorzichtig. Papa tilt haar niet op, papa rent niet, papa kan niet zo lang goed zitten, papa is altijd een beetje wiebelig, onrustig. Voor haar is het normaal.
Mijn kinderen zijn allemaal betrokken, ieder op z’n eigen manier. Maar mijn zoon, net tien op dat moment, is er altijd nét iets meer mee bezig. Misschien uit gezonde nieuwsgierigheid: hij wil later dierenarts worden. Interesse in het medische. Daar stond ie dus, met z’n bal onder de arm. Hij keek verwachtingsvol naar de auto die ons huis naderde. Mijn vriendin parkeerde op de stoep, vlakbij de voordeur, zodat ik niet ver hoefde te lopen.
Voorzichtig stapte ik uit. Eerst even draaien in de goede houding en dan behoedzaam overeind. In het ziekenhuis had ik al geoefend met lopen. Eerst op de kamer, daarna op de gang en als moment suprême de trap op en af. Onder deskundige begeleiding, uiteraard. Van voetje-voor-voetje naar een iets steviger tred. Maar ik was nog maar nét weer op de been, dus zelf ook nog erg voorzichtig. Ik hees mezelf overeind en wandelde (lees: strompelde) de paar meter naar de voordeur. Trots op mezelf. Want ik liep! Ondanks de nog verse operatiewond in mijn onderrug.
Daar dacht mijn zoon anders over. Ik zag zijn gezicht betrekken. In a split second. We konden zijn expressieve gezicht altijd al goed lezen. En hoefden nooit te raden naar zijn interne emoties. Zachte uitdrukkingen, harde uitdrukkingen, peuterboosheid, genegenheid: zijn gezicht was een open boek. Ook nu. En ik zag het ook meteen; hij was teleurgesteld. Ik begroette hem met een opgewekt ‘Hé, Tijs! Daar is papa weer! Gaat ‘ie goed?’ Hij forceerde een ‘ha, papa!’Maar, zijn lipje trilde al: ‘de dokter had toch gezegd dat je na deze operatie misschien wel weer met me kon voetballen? Maar eh, zo kun je toch niet rennen?’ Zijn lip trilde heviger en de temperatuur in zijn hoofd steeg.
Och. Een geval ‘verkeerde verwachting’. Ergens in onze gesprekken heeft ‘ie iets opgevangen en in zijn hoofdje geparkeerd. Als papa uit het ziekenhuis komt, dan kan hij misschien wel weer voetballen. Zoals kinderen vaker doen, had hij deze boodschap vrij letterlijk opgevat. Dít was het moment dat papa ‘uit het ziekenhuis kwam’. Maar papa kon niet voetballen zo. Wat een teleurstelling.
Natuurlijk heb ik hem, na binnenkomst, bij me genomen. Uitgelegd wat ‘herstel’ en ‘revalideren’ betekent. Bij Tijs moet je er niet omheen draaien. Samen teruggekeken naar hoe dat was na eerdere operaties. Maar toch, toen was hij nóg jonger. Besefte zich nog minder. Natuurlijk heb ik uitgesproken dat ook ik hoopte dat we over een tijdje samen een balletje zouden kunnen trappen. Dat de wond in mijn rug eerst verder moest genezen. Dat ik het heel fijn zou vinden als hij met me mee zou gaan wandelen, op de vele komende ‘blokjes om’, om te werken aan conditie en kracht in mijn rug en benen. Dat ik weer steeds verder, steeds beter, steeds meer zou kunnen. Maar dat nú voetballen er nog niet in zat.
Ach, ik weet het nog zo goed. Ik hoefde het niet eens te zeggen. Dat we niet zouden gaan voetballen, dat had hij direct al gezien, daar in de deuropening.
—–
Koert Hommel leert al zo’n tien jaar om te gaan met chronische pijn in zijn leven en is al ruim vijfentwintig jaar rugpatiënt. Hij blogt over zijn wereld en ervaringen met chronische pijn op www.erzitmuziekinmijnleven.org. Tevens zet hij zich samen met Stichting Muziekids in voor méér afleiding voor kinderen en jongeren in Nederlandse ziekenhuizen, met muziek als afleidend, rustgevend en troostbiedend hoofdinstrument.
Wil je meepraten over dit onderwerp of andere relevante onderwerpen kijk dan op mijn instagram pagina.